Renée, dat ben ik. Ik ben geboren op 7 november 1986 in Leiden. Ik ben de oudste van drie zussen, ik ben de moeder van Kees Ilias en ik ben de vriendin van Ayoub Hosseini. Vanaf mijn vierde levensjaar wilde ik klassiek ballerina worden. Zeven jaar lang speelde deze droom een grote rol in mijn leven. Als ik geen les had op de lokale balletschool danste ik thuis. Met mijn jongere zus verbouwde ik de woonkamer tot het toneel. De designer lampen werden spotlights, op de witte muur boven de banken schreef ik met pen de plaatsnummers voor het publiek, de cd met De Vier Jaargetijden van Vivaldi spoelde ik door naar de herfst, waarna ik mezelf in de trouwjurk van mijn moeder hees en me op de wc voorbereidde op mijn grote opkomst. Mijn zus knipte de kaartjes van het massaal ingebeelde publiek, waarna ze zich als de wiedeweerga moest omkleden tot mijn mannelijke danspartner.
En toen kwam de puberteit. Met een vrouwenlichaam dat klem kwam te zitten in het balletpakje. Ik herinner me mijn decolleté in de spiegel van de balletschool als ik door de lucht moest springen. Verre van elegant en per ongeluk dichtbij een sensueel karakter.
Ik mocht op toneelles! Dat bleek best leuk. Ik bleek er goed in. Ik bleek als enige verstaanbaar te zijn op het toneel. Ik bleek geestig te zijn. Ik bleek goed te kunnen foefelen met tekst. Ik bleek vaak buiten de regie lijntjes te improviseren. Ik bleek te begrijpen hoe theater communiceert. Het bleek een blijvende liefde!
Na een rondgang langs verschillende kunstopleidingen kwam ik in 2006 terecht bij toentertijd “Het Rotterdams centrum voor Theater”. De plek waar ik het meeste heb geleerd over de doeltreffendheid van theater. De projecten waar ik aan mocht meewerken waren veelal taboedoorbrekend qua thematiek en door hun oprechte kwetsbare vorm toegankelijk voor een groot publiek. Het RCTH liep voorop in de strijd voor een inclusievere samenleving, vandaag de dag een doelstelling voor vele theatermakers. Voor mij sinds 2006 bittere ernst.
Mijn leerjaren in Rotterdam zijn als heipalen aanwezig in het werk dat ik maak. En of dat nou humoristisch of serieus is, mijn bedoeling is om het zo oprecht mogelijk te laten zijn. Zoals ik tegelijk poog om het actueel, openhartig, persoonlijk en kwetsbaar te laten zijn.
“Heb je dan nooit op een kantoor willen werken?”
Jawel. Ergens begin twintig heb ik mijn uiterste best gedaan om toch met de stroom mee te bewegen en vol goede moed schreef ik mezelf in voor een economische studie. Tijdens mijn eerste lesweek zat ik opgewekt vooraan in het klaslokaal toen de docent vroeg om bovenaan op ons stencil “real life business cases” op te schrijven.
`Real life´ ging nog goed, maar toen het woord BUSSINNES. Of nee BUSINESS? Nee wacht; BUSSINESS. Toch? Het zweet brak me uit. Hoe de F. schrijf je eigenlijk business? Waar moesten die twee ss? Als ik geen eens het woord business weet te spellen, wat doe ik dan hier? Ik heb altijd podiumangst gekend, maar dat stond in schril contrast bij wat ik op dat moment door mijn lijf voelde gieren. De rest van het lesblok heb ik gestaard naar mijn stencil met de woorden real life en mijn zes versies van business. Real life. Het echte leven. Waarom zou ik daar een Engels woord voor willen gebruiken? Ik haat stencils. Ik geloof niet in de begrenzing van een stencil. Juist dat wat er niet oppast vind ik interessant. Ik ben een apart geval. “A rare case” concludeerde ik. In de pauze ben ik naar de administratie balie gelopen en ik heb mezelf ter plekke laten uitschrijven.
Nu terugkijkend denk ik dat deze gebeurtenis een bepalende rol heeft gespeeld bij mijn, nog steeds groeiende, fascinatie voor de systeemwereld. Ik vind het fascinerend hoe de mensheid systemen optuigt waarbij hij geen rekening houdt met zijn eigen menselijkheid.
Soms voelt het als de eeuw van de illusie. Een tijd waarin niets is wat het lijkt, achter elke deur een verborgen belang schuil gaat. Waarin weinig mensen verantwoordelijkheid durven te dragen en hun aansprakelijkheid liever over de schutting naar hun buren gooien.
Idealiter probeer ik deze huidige tijdsgeest te laten rondwaren in mijn werk. In de hoop dat het voor het publiek een toegankelijke reflectie biedt. En in de hoop dat ik daarmee mijn verantwoordelijkheid als theatermaker anno 2022 niet ontloop.
Om mij heen heb ik een aantal bijzondere mensen staan, die het theatermaken mogelijk maken.
Stichting Nieuwe Makers is in 2018 opgericht door Jonnie Paling & Roos Rietveld. De stichting biedt de mogelijkheid aan (startende) theatermakers om bijzondere gebeurtenissen, sterke ideeën of innovatieve plannen te verwezenlijken in een voorstelling of project. De stichting heeft als streven jaarlijks één project of voorstelling te realiseren, waarbij de focus ligt op jong talent en nieuwe kansen.
Mijn voorstelling Hosseini was het eerste project dat onder de vlag van de stichting is gemaakt. Sindsdien werken we met heel veel plezier samen.
Mathijs en ik hebben elkaar voor de voorstelling Hosseini leren kennen en sindsdien verrijkt hij mijn werk met zijn zelf gecomponeerde muziek. Zijn bijdrage als sound designer is onmisbaar geworden in mijn maakprocessen.
Niet alleen mijn zus, maar vooral mijn steun en toeverlaat in al mijn creatieve processen. Haar kritische blik en ongezouten mening geven mij altijd de feedback die me verder helpt.